Hielke Faber is 75 jaar kerkorganist

grootdefryskemarren
Afbeelding

Sinds kerst 1966 is hij de vaste organist van de Hobbe van Beardt-kerk in Joure. Een kleine twintig jaar eerder al debuteerde hij in de Broerekerk in Bolsward. Op tweede kerstdag. Daarmee is Hielke Faber (87) al 75 jaar kerkorganist. De nog erg kwieke kerkorganist uit Joure is niet achter het orgel weg te slaan. In 2022 kreeg hij er een lintje voor en werd Faber benoemd tot Lid in de Orde van Oranje-Nassau.

Hielke Faber: “De Broerekerk was de orthodoxe afdeling van de Nederlands Hervormde kerk. Die waren nogal streng. Dan had je op eerste kerstdag ’s morgens en ’s middags een kerkdienst en op tweede kerstdag ’s morgens nóg eentje. Daarna mocht pas de kerstboom in de kerk voor het feest van de zondagsschool. Er werden tijdens de kerkdiensten geen echte kerstliederen gezongen. Nou ja, hele oude die in de ‘Evangelische Gezangen’ stonden, maar geen Stille Nacht en Ere zij God. Dat werd wel gespeeld door de organist, maar verder niet gezongen.”

Johannes de Heer

“Ik was nog maar een klein ventje toen ze me al meenamen naar de kerk. Ik kon namelijk erg goed stilzitten. Ik vond dat orgel zó mooi. Want dat kon heel hard én heel zacht spelen. De organist was de jongste broer van mijn vader. Een organist met bravoure. Hij kon goed spelen en de mensen waren altijd nogal lovend over hem. Het was ook mijn favoriete oom en hij was ook mijn stimulans.

Ik wilde al heel vroeg orgel-les hebben, maar dat mocht niet van mijn vader. Ik moest eerst leren lezen. Maar al snel op de lagere school zat ik achter het orgel. Wij hadden thuis een orgeltje. Dat had je in die tijd veel in die orthodoxe en gereformeerde kringen. Mensen hadden een orgeltje, een harmonium, met een blaasbalg en enkel klavier. Die van ons had harpklank. Dan zat ik als klein jongetje achter dat orgel, dan trapte ik en dan hoorde ik dat mooie geluid. Daar was ik helemaal weg van. Het gebeurde vaak dat we ’s avonds zongen rond het orgel. Uit ‘Johannes de Heer’. Dan werden er geen titels maar nummers genoemd. 48 is ‘Ere zij God’, 194 is ‘Stille Nacht’ en 150 ‘Ik zie een poort wijd open staan’. Dat speel ik nog vaak bij uitvaarten.”

Improviseren

“Ze hadden mijn muziekleraar gevraagd om de kinderen de kerstversjes te leren”, vertelt Faber. “Maar die dacht: ‘Dat kan Hielke ook wel’. Dat ging zó goed dat ze vonden dat ik dat tweede kerstdag ook wel kon.” En zo maakte de dan twaalfjarige Hielke zijn debuut als organist in de Broerekerk. Meteen daarna werd in de Martinikerk een kinderkerk opgericht. “En ik mocht daar spelen. Op dat grote orgel in de Martinikerk.” Hielke mocht elke woensdagmiddag in de kerk op het orgel spelen, op drie klavieren waar hij er één gewend was. “Dat leerde al gauw, want ik was ook erg nieuwsgierig. Met Pasen moest de vaste organist de Matthäus Passion spelen. Hij had geen zin om ook nog in de kerk te spelen en zijn vaste vervanger had het te druk. Dus was het: ‘Laat Hielke het maar doen’.

Het was een extra lange dienst. Maar het ging erg goed. Aan het eind van de kerkdienst vroeg de jeugdleider me wat ik wilde spelen bij het uitgaan van de kerk. Ik antwoordde: ‘Iets zonder mollen en kruisen.’ Hij pakte de Johannes de Heer-bundel en zocht daar een lied uit. Na twee drie akkoorden wist ik wat ik speelde en ben ik gaan fantaseren. Improviseren, ik deed maar wat, maar ik speelde het versje niet. Vanaf die tijd ben ik regelmatig ingevallen. In de Martinikerk, maar ook in de Broerekerk.”

Vréselijk orgel

Tijdens zijn militaire dienst – Faber was parachutepakker op de luchtmachtbasis in Leeuwarden – werd hij vaste organist van de kerk in Makkum. Daarnaast was hij vaste vervanger van de organist van de Broerekerk, waar hij vooral ’s middags vaak inviel omdat de organist daar een broertje dood aan had. En speelde hij veel met de Youth for Christ-organisatie. Dat heeft geduurd tot zijn verhuizing naar Joure in 1964 waar Faber een woninginrichtingsbedrijf overnam.

“Ik speelde mijn afscheidsconcert in de Martinikerk in Bolsward en zat een week later hier in de kerk in Joure. Wat een vréselijk orgel. De kerk was vlak voor de oorlog afgebrand en tijdens de oorlog herbouwd. Vlak voor de oorlog hadden ze al een orgel gekocht. Maar toen de oorlog uitbrak, vorderden de Duitsers de pijpen vanwege het metaal. Het werd wel afgebouwd, maar het was een oorlogsproduct, slecht gemaakt. Er mankeerde altijd wel iets aan. In ’66 werd ik organist en ik heb er een paar jaar op gespeeld. Toen heb ik midden jaren zeventig en brief geschreven naar het kerkbestuur dat er iets moest gebeuren. Het bestuur en de kerkelijke gemeente hebben de koppen bij elkaar gestoken en er kwam geld vrij.”

 ‘Kapot’ van een orgel van Ahrend

We doen een stapje terug naar tien jaar eerder toen Hielke Faber met de organistenvereniging  een keer naar Bremen ging. “We zijn meerdere kerken af geweest en zo kwamen we ook in de Martinikirche. Daar stond een orgel van Jürgen Ahrend, een bekende Duitse orgelbouwer. Daar was ik helemaal kapot van. Wat een prachtig orgel. Toen dacht ik: ‘Zó’n orgel zouden we in Joure moeten hebben’.” Lang verhaal kort: Faber speelt elke week op zijn gewenste Ahrend. “Het is natuurlijk heel bijzonder dat ik nog speel”, erkent hij. “En tot tevredenheid. Niet alleen voor mij maar ook voor de mensen. Als ik nu zou stoppen, dan zouden ze zeggen: ‘Jammer, maar we snappen het’. Ik heb met het bestuur afgesproken dat ze me het laten weten als ze denken, dat het niet meer gaat.”

Klappers vol eigen muziek

In zijn werkzame leven had Faber al een kerkmuziekopleiding gedaan. Die kwam goed van pas toen hij in 1994 stopte met zijn woninginrichtingsbedrijf en zich helemaal kon richten op orgelspelen en op koren. “Van die koren heb ik veel plezier gehad. Je kunt zeggen van ‘ik heb hier een koor en een stukje muziek en dat gaan we instuderen’,  maar ik kon ook muziek schrijven. Ik heb klappers vol met muziek die ik zelf heb geschreven en met een koor uitvoerde. Kerkmuziek. Ik heb afgelopen zondag nog gespeeld met een fluitist, in de kerk in Broek. De kerk zat vol; er waren drie lege stoelen, heb ik gezien. Je bent geïnspireerd en dat breng je ook over op de mensen. Waar ik van geniet is hoe mooi de mensen zingen. Dat heeft niets met kunst te maken. Ik word daar blij van.”

In bedwang houden

“Ik heb voor het koor de koorsetting geschreven, vierstemmig. Dan moet je rekening houden met het bereik van de verschillende stemmen. En daar had ik ook nog twee fluitpartijen bij gemaakt en die spelen er dan iets anders doorheen. Ik had natuurlijk de orgelpartij en ik heb ook de tweede fluitpartij er bij gespeeld. Zo heb ik heel veel stukjes muziek geschreven. Dat koren leiden doe ik niet meer. Het is te veel. Je moet je voorbereiden, je moet het kunnen zingen. Zelf, al die partijen. Dat kan ik ook, ik kan ook zo switchen tussen de partijen, maar het is wel inspannend. Dan heb je een koordirectie, dan ben je bezig met een groep mensen, die moet je aansturen, ruimte geven, maar ook in bedwang houden, anders wordt het veel te druk, te uitbundig. Dat moet je niet hebben. Toen ik net gestopt was met werken, had ik wel vijf koren. Elke avond op pad. Mijn handen jeuken, hoor, maar ik zou het nu niet meer kunnen.”

Koninklijke onderscheiding

Hielke Faber is benoemd tot Lid in de Orde van Oranje-Nassau. Hij kreeg de onderscheiding onder andere vanwege zijn jarenlange inzet voor de kerkmuziek als organist en koordirigent. In zijn werkzame leven was hij voorzitter van de winkeliersvereniging Joure (WIH) en mede-initiatiefnemer van de jaarlijkse ‘Ald Fryske Merke’. “Ik had niets in de gaten tot ik tijdens de ochtenddienst door de dominee naar beneden werd geroepen en daar mijn kleinkinderen zag staan. Die waren uit Assen en Amersfoort gekomen. Toen schoot ik vol. Alle familieleden waren er, mijn broer, mijn zussen. Dat was wel emotioneel.”

Notre-Dame van Parijs

Grote vraag is natuurlijk wat Faber het mooiste orgel vindt. “Het ‘mooiste orgel’ is een gek begrip. Je hebt een heleboel verschillende typen. Hier in Joure hebben we een barokorgel. Daar kun je prachtig Bach op spelen, en nog ouder ook. Als kind vond ik het orgel van de Martinkerk in Bolsward het mooiste orgel ter wereld. Maar dat slaat natuurlijk nergens op. Ik sprak kort geleden een organist die het orgel in Joure het mooiste van Friesland vindt. Maar dan heeft hij het over de kwaliteit van een orgel, de plek waar het staat en hoe het bedacht en gemaakt is. Maar het orgel van Bolsward, met zijn machtige front, heeft veel meer uitstraling dan dit. En daarbij is de akoestiek in die kerk ook heel fantastisch. En wat is dán veel mooier? Dit orgel heeft een andere klank dan die van Bolsward en ik houd van allebei. Je kunt niet zeggen: het ene klinkt mooier dan de andere. Je kunt wel zeggen dat een orgel geen mooie klank heeft. Dat heeft te maken met wie het heeft gebouwd en wie het heeft geïntoneerd; wie de klank er in heeft gebracht. Er moet een samenhang zijn van laag naar hoog. Daar komt een stukje vakmanschap bij kijken. Die Ahrend is een goede intoneur. Ik ben niet iemand die alle orgels afloopt. Misschien klinkt het orgel van de Notre-Dame van Parijs wel erg mooi en als de gelegenheid zich voordoet…”

Het imposante orgel van de Notre-Dame, met meer dan 7000 pijpen, bleef intact bij de grote brand in april 2019. Het orgel is uit de kathedraal verwijderd en zal worden teruggeplaatst na restauratie van de Notre-Dame. De heropening van de kathedraal is voorlopig gesteld in de loop van 2024.

Beeld: Johan Brouwer - Tekst: Richard de Jonge