Passeren vissen makkelijker bij Echten, Rottum en Rohel, Wetterskip legt vispassages aan

Door: Douwe Bijlsma Algemeen
De aanleg van de vispassage bij Echten.
De aanleg van de vispassage bij Echten. Foto aangeleverd


ECHTEN - In Zuid-Fryslân worden door Wetterskip Fryslân zes vispassages gebouwd. Vier daarvan komen in De Fryske Marren. Door de passages zwemmen vissen straks vrij tussen de Friese boezem (red. stelsel van meren, kanalen en vaarten) en de achterliggende polders.

Vanaf begin februari is gestart met de bouw van een vispassage bij het monumentale stoomgemaal Veenpolder van Echten. Bij de gemalen Foarútgong (Rottum), Fjouwerhûs Tsjûkemar 1 en Fjouwerhûs Tsjûkemar 2 bij Rohel start het waterschap vanaf april met de bouw van een vispassage. Het totale werk is naar verwachting in december 2024 klaar. 

Ruim baan voor vissen
De gemalen voeren het overtollige water uit de grote polders af. De gemalen zijn nu een barrière voor vissen. Ze kunnen het gemaal niet veilig passeren. Vele vissoorten, zoals snoek, brasem en blankvoorn, trekken in het voorjaar van dieper water (de Friese boezem) naar ondieper water (de polders) om zich hier voort te planten. In het najaar trekken ze weer naar dieper water. Met de aanleg van de vispassages biedt het waterschap de vis een route om het gemaal veilig te kunnen passeren.

Ondergrondse constructie
De constructie van de vispassages bestaat uit een betonnen put met schuiven, pompen en leidingwerk. De in- en uitstroomopeningen liggen vlak boven de waterbodem. Als het werk klaar is, ligt de hele constructie onder de grond en is deze nauwelijks zichtbaar.

Werking van de vispassage
Het verschil tussen de waterpeilen van de polder en de boezem varieert per locatie, maar is bij een aantal vispassages maar liefst 2,5 meter. Om te zorgen dat vissen dit peilverschil kunnen overbruggen is er een technische oplossing (vispassage) nodig. Hierbij wordt rekening gehouden met het natuurlijke gedrag van vissen om in het voorjaar, tegen de stroming van het watervin, naar paaigebieden in de polders te trekken (migreren). In het najaar zwemmen ze met de stroming mee weer terug naar het diepere boezemwater.

Omdat het waterpeil in de polders lager is dan in de Friese boezem krijgen de vispassages schuiven en pompen om de juiste waterstroom op te wekken. Die maken op kunstmatige wijze een lokstroom die vissen aantrekt. Vissen zwemmen tegen deze stroom in, van de boezem naar de polder, of met de stroom mee van de polder naar de boezem, en verzamelen zich in de wachtruimte van de vispassage. Na een ingestelde tijd gaat de schuif aan de ene kant dicht en aan de andere kant open. Daarna zakt of stijgt het waterpeil in de vispassage en kunnen vissen verder zwemmen naar de polder of boezem.