Face to Face: Suzanne Kloosterman

grootdefryskemarren
Afbeelding

Suzanne Kloosterman gaat er gemakkelijk voor zitten. De benen over elkaar. Ze ziet er verzorgd uit. Ze maakt een zelfverzekerde indruk met een vleugje bescheidenheid. De bank waarop ze zit, heeft een historische en emotionele waarde. Op datzelfde bankje kreeg ze vijf jaar geleden het voorstel tot overname van trouwlocatie Tsjerke en restaurant ’t Schippershuis in Terherne, toen nog bekend onder de naam Harbour Club. De destijds 24-jarige Suzanne had weliswaar ervaring in de horeca, maar stond nu wél voor een uitdaging. Een terugblik op de overname van Tsjerke en ’t Schippershuis.

“Ik had daarvoor al een paar jaar bij Tsjerke en ook bij de Harbour Club gewerkt als gastvrouw en het werven van personeel”, vertelt Suzanne. “Tijdens die jaren was ik altijd onder de indruk van de trouwlocatie. Een prachtige plek. Stellen stappen letterlijk het huwelijksbootje in om bij Tsjerke uit te stappen en daar de ceremonie te houden. Het aankleden van de locatie en de rol als gastvrouw uitvoeren, deed ik met veel passie.”

“Succes met de overname”

“Succes met de overname. De afgelopen jaren is er zo vaak een wissel van de wacht geweest. Dat je het überhaupt aandurft.” Niet alle reacties van de omgeving waren even enthousiast, maar nu, vijf jaar verder, is ze een van de vaste gezichten in Terherne. Die vijf jaar hebben haar enorm veel geleerd. “Achteraf gezien had ik soms beter kunnen opletten tijdens sommige vakken op het mbo en het hbo. Dat had me veel tijd en kosten kunnen besparen. Tegelijk past het ook bij wie ik was. Ik zie mijzelf als iemand die goed is in vallen, maar nog beter in opstaan en doorgaan. Nu ik hierin een manier heb gevonden, merk ik steeds meer dat ik mezelf op andere gebieden ontwikkel. Juist het met elkaar zijn en ons als team als één familie te voelen, wordt steeds belangrijker.”

Toch kwam het verzoek vijf jaar geleden niet onverwachts. Suzanne woonde al niet meer in Friesland, maar in Utrecht. “Voor mijn hbo-opleiding liep ik stage bij de RAI waar ik ook al een baan aangeboden had gekregen. Ik was nog niet helemaal zeker van mijn zaak, omdat ik merkte niet helemaal goed te aarden op de Zuidas. Het klimaat van hoge hakken met korte rokjes paste niet bij mij.”

Suzanne is geboren en getogen in Broek. Ze groeide op in een boerengezin. De drive om te ondernemen werd haar met de paplepel ingegoten. Haar vader vond dat het nodig tijd werd om te werken toen ze vijftien jaar werd. Ze begon als afwasser in de Klokkenstoel. Op dat moment kwam ze voor het eerst in aanmerking met de horeca. “Ik merkte al gelijk dat dit mijn ding is. De gezelligheid, het culinaire en de aankleding van een locatie spreken me aan.” Al na een paar jaar schreef ze zich in bij de Kamer van Koophandel om als ZZP’er aan de slag te gaan. Op haar achttiende werkte ze meestal voor het hogere segment als gastvrouw. In die rol kwam ze ook in contact met Tsjerke.

Niet bij de pakken neerzitten

Suzanne spreekt met veel passie over Tsjerke en ‘t Schippershuis. “Als een familie. Zo voelt het zeker. Ik ben er trots op hoe de beide locaties nu zijn en hoe we dit met zijn allen voor elkaar hebben gekregen. Die instelling heeft me zover gebracht en helpt me om standvastig door te gaan. Als ik achteraf gezien een fout had gemaakt, dan kon deze gedachte me helpen om door te gaan.” Daarnaast merkt Suzanne op dat haar achterban haar altijd mentaal heeft gesteund. “Dat kan ik iedere startende ondernemer aanraden. Als je mensen om je heen hebt die achter je idee staan, dan kun je daarop terugvallen.” Ze glimlacht als ze terugdenkt aan een van de nachten dat ze het even niet meer zag zitten. “Ik belde mijn ouders op en deelde mijn zorgen. Komt het wel goed? Mijn vader is iemand met een relativerende houding. ‘Gaat het zo slecht dat je er dood door gaat?’, was een van zijn nuchtere vragen. ‘Zo niet, dan hoef je je ook geen grote zorgen te maken.’ Zulke opmerkingen helpen om de boel weer even wat nuchterder te bekijken.”

Zorgen heeft Suzanne zeker gehad. “Iedere horecaondernemer had natuurlijk last van corona, maar het is wel extra vervelend als je bedrijf nog voor een groot gedeelte in de steigers staat. Huwelijken voor Tsjerke werden afgezegd en ‘t Schippershuis kwam als restaurant stil te liggen. Ik ben er de persoon niet naar om dan bij de pakken neer te gaan zitten, maar juist om manieren te bedenken hoe je met de situatie kan omgaan. Dat hoort bij ondernemen en maakt het vak ook juist zo interessant.”

Draagvlak in het dorp

Haar ouders zijn nauw betrokken bij de twee locaties. “Het vleesvee, Groningse blaarkoppen, wordt van kop tot staart gebruikt voor de gerechten. Mijn moeder werkt mee in de bediening, doet de bloemen en mijn vader doet hier de klusjes en denkt strategisch mee. De betrokkenheid van mijn ouders past ook bij wat ik belangrijk vind, namelijk dat we als team de uitstraling hebben van één familie. De gast staat bij ’t Schippershuis en Tsjerke voorop. Dat gasten doorhebben dat wij er hier niet alleen zijn om hen een fijne tijd te bezorgen, maar dat we ook oog hebben voor elkaar. Dat past bovendien bij een dorp, iets wat ik in de Randstad altijd miste.”

Nu ze vijf jaar verder is, is ook het draagvlak voor ‘t Schippershuis in het dorp groot. “Bij de overname wilde ik gelijk uitstralen dat we het anders gingen doen dan daarvoor. Deze locatie werd door de dorpelingen altijd ‘t Schippershuis genoemd. Ik heb daarom met opzet gekozen om die naam in ere te herstellen.”

Jezelf niet vergeten

Zo op het oog is het vooral het hart voor de zaak, wat Suzanne typeert. “Daar ben ik me ook wel bewust van. Ik ben geen stilzitter en mijn ziel en zaligheid heb ik hier ingelegd. Toch word ik me steeds bewuster dat er ook een Suzanne is naast mijn werk. Een van de voordelen van dit werk is dat de piek ligt in de lente en zomer. In de winter heb ik het nog steeds druk zat met zaken organiseren om onszelf klaar te maken voor het volgende seizoen, maar die periode is toch rustiger. Dat geeft me de gelegenheid om meer aandacht te hebben voor mezelf en de mensen die me dierbaar zijn. In de winter ga ik op vakantie en probeer ik veel te sporten. In het begin liep ik daar te gemakkelijk aan voorbij en vergat ik mezelf wel eens.

Tegelijk voelt mijn werk op heel veel gebieden ook niet als werk. Mijn collega’s voelen soms als familie en mijn gasten als visite, waardoor dit alles een huiselijke sfeer heeft. En als ik dan om me heen kijk en ik zie hoe mijn gasten genieten, hoe mijn collega’s aan het werk zijn en lol hebben in hun werk, dat ik zie dat ze oog hebben voor kwaliteit en op deze manier alle ballen in de lucht zijn, dan geniet ik ook. Dat is voor mij persoonlijk de kick van wat ik doe.”

Tekst: Albert Bouwman

Foto: Johan Brouwer