Face to Face: Stadsomroeper Pieter Haringsma stopt na veertig jaar “Ik sil it ferskriklik misse”

grootdefryskemarren
Afbeelding

Als er dit jaar op zaterdagmiddag 20 mei (de zaterdag ná Hemelvaartsdag) weer zo’n 160 auto’s en motoren van de Elfsteden Oldtimer Rally  in de stad Sloten parkeren, stappen de deelnemers verwachtingsvol uit. De klanken van de duidelijke en luide stem van stadsomroeper Pieter Haringsma klinkt hen als vertrouwde muziek in de oren. Hij was er immers altijd bij. Deze zaterdagavond gaan ze, als altijd, in optocht achter hem aan naar het kanon van Sloten. Daar treedt Pieter Haringsma voor de laatste keer op als stadsomroeper. Hij stopt ermee na veertig jaar.  

In 1983 werd Pieter Haringsma de opvolger van de toenmalige stadsomroeper Pieter Wabes de Vries, die Haringsma de traditionele ratel en toeter uit de rijke historie van Sleat doorgaf. Die heeft Haringsma nu veertig jaar gebruikt. Stadsomroeper zijn was z’n leven. Nooit miste hij de vrijdagavond als de ook al traditionele schutterij het kanon afschoot. Nooit miste hij als er stadswandelingen moesten worden rondgeleid in Sleat. Nooit miste hij een historisch of toeristisch hoogtepunt waarvan het stadje er zoveel kent.

Nostalgie

Stadsomroepers vind je in mienskippen die trots op zichzelf zijn. En dat willen uitdragen. Dat voelt Haringsma net zo. Vijf jaar geleden zei hij immers nog: “Ik kan niet ophouden, want er is niemand die mij wil en kan opvolgen.” Maar het lichaam van de nu 79-jarige stadsomroeper geeft zo nu en dan aan het nu nodig is om te stoppen. “Ik ha in pacemaker, ik moat spesjale grutte skuon oan ha, dy’t net iens by myn pak passe; ik kin net mear in ein rinne en tagelyk omroppe.” Omdat er nu wél een opvolger is – in de persoon van Wiebrand van der Land – doet hij nu afstand.

Pieter Haringsma zit vol nostalgie. Hij heeft de plakboeken op tafel liggen en vertelt over zijn talloze avonturen als stadsomroeper. Niet alleen in Sleat, maar ook als speciale omroeper in andere plaatsen, bij bruiloften en partijen. En vanzelfsprekend de Nederlandse Kampioenschappen, waar hij zeven keer won. Dat kwam omdat zijn stem duidelijk en hard was. “Myn mem hie dat ek, en myn suster ek. It wie sa.” De buitenwereld vond het prachtig. Bij z’n eerste deelname aan het Nederlands Kampioenschap zei de jury, voordat Haringsma aan hun tafel voorbij kwam: “Deze horen we al van héél ver af.” “Ik ha by de stêdskuiers wolris mear as hûndert man meihân; elkenien hat alles ferstien.”

Zwaar beladen skûtsje

Nóg klinkt zijn geluid duidelijk, al schuift er ook wat emotie in als hij de ene anekdote na de andere vertelt. “Kijk, hier is een foto; daar sta ik met koningin Beatrix te babbelen in Overschie. En kijk, daar is een foto, samen met Erica Terpstra. Die VVD’ers hadden die middag op een skûtsje gezeild. Ik zei dat ze waarschijnlijk niet gewonnen hadden, want skûtsjes met Erica Terpstra zijn te zwaar beladen. Ik was vaak ondeugend in mijn taal; nu kreeg ik een tuut van Erica als dank.

Ik heb een elektrische fiets gekocht, ik moet straks toch wat doen met m’n vrije tijd. Eigenlijk wil ik dan wel eens langsfietsen bij Hans Wiegel. Die at soms in Sloten en als ik dan langsliep met de stadswandeling, wenkte hij me en kreeg ik een beerenburgje. En toen ik ergens klaar stond, samen met burgemeester Wiebe Pitlo, kreeg ik eerst een hand van Wiegel. Daarna kwam Pitlo pas. Die vond het niet leuk.”  

Over een beerenburgje gesproken… “Ien fan de earste kearen dat ik as stêdsomropper oan it wurk wie, kaam ik oansketten thús. Doe begriep ik dat je net hieltyd de borrels dy’t je oanbean wurde, opdrinke moatte. Dan wurd je de stêdsgek.” Haringsma deed wel eens dat hij zogenaamd aangeschoten was. Dat was toen hij een keer een groep mensen kreeg voor de stadswandeling die de gehele dag op een boot hadden zitten drinken. Haringsma deed zich ook maar aangeschoten voor, dan zat hij op hetzelfde niveau… De stadsomroeper als toneelspeler.  

Sleat

Pieter Haringsma was niet iemand die een paar keer per jaar z’n  kostuum aantrok en even wat door Sleat wandelde en wat riep. Want Sleat is z’n alles. Hij groeide er op; zijn kinderen zijn er opgegroeid. Hij wil er eigenlijk nooit meer vandaan. Z’n eerste vrouw is overleden. Haringsma heeft een nieuwe relatie. Ze woont in Balk. Zij wil daar niet vandaan en hij wil niet naar Balk. “Jo witte de omstannichheden net, dat je misskien nochris feroarje moatte, mar ik kin Sleat eins net misse.” Hij is kort en krachtig in zijn karakteristiek van het stadje: “Lyts en leaf.” Iedereen helpt elkaar. En ook de nieuw inkomenden van heinde en verre gedragen zich als gewone Sleatemers, die oog hebben voor de historie. “Dat buorkerijke hie platen op it dak; no bin de âlde dakpannen der wer op kaam…”

Het mooie, lieflijke Sloten moet Haringsma straks niet alleen missen als stadsomroeper, maar ook als stadsgids, die met luide stem aan soms wel honderd deelnemers de bijzonderheden van het stadje uitlegt. En dan is er nog een schutterij, die in eerbiedwaardige historische gewaden ‘s zomers elke vrijdag het kanon bij de molen afschiet. Haringsma roept dan altijd de terrasbevolking op om hem te volgen naar dat kanon. Bij de grootschalige evenementen waarbij de oude veldslagen rond Sloten worden nagebootst, was Haringsma significant aanwezig.

Olifantenhuid

Haringsma was ook buiten Sloten bekend als omroeper. Als voetbalverslaggever bijvoorbeeld. Of bij de Flaeijelfeesten in Nijehoarne, waar hij al 35 jaar zijn luide stem aan leent. Zeven pakken heeft hij de afgelopen veertig jaar versleten. Het doet hem zichtbaar pijn dat z’n lichaam het niet meer aankan. Hij zal het missen. Dat langs de vrolijke terrassen wandelen met zijn ratel en toeter, met de Sleattemer historie onder de armen. De mensen bewegen om in beweging te komen, maar ook om vrolijke teksten over en weer te gooien met de mensen die op het terras blijven zitten. Daar moet je overigens wel voorzichtig mee zijn, weet Haringsma, want er komt ook wel eens kritiek vanaf die terrassen. Hij werd luidop wel vergeleken met de Rattenvanger van Hamelen. Of met Zwarte Piet. En Haringsma heeft in die veertig jaar geleerd dat je daar best wel antwoorden op kunt hebben. “Allinnich, je moat net kwetse. Ik bin ûndogens, mar dat is fansels wolris op it rântsje.” Zo was er een bruidegom die even op de Sleattemer schandpaal hing. Haringsma heeft de sleutel en sloot hem op; het publiek juichte. Het resultaat was dat Haringsma geschopt werd door de bruid, die haar aanstaande toch liever meenam en niet wilde achterlaten als gevangene van Sleat. “Ach, je moatte somtiden in oaljefantehûd ha”, grijnst hij.

Op één na oudste beroep

Haringsma is redelijk tevreden met de mogelijkheden voor een stadsomroeper in Sleat. De schutterij die wel eens een aantal jaren minimaal aanwezig was, is nu weer aangevuld, en doet enthousiast zijn werk. De jeugd doet veel mee aan de stadswandelingen en luistert ook goed als de stadsomroeper vertelt. Nee, het volgens Haringsma “op één na oudste beroep van de wereld heeft echt nog wel toekomst in Sleat.” 

Als je hem dan daarná níét vraagt wat dan het oudste beroep ter wereld is, betrekt zijn gezicht even. Dan weet je dat Pieter Haringsma de contacten, de ‘discussies’, het elkaar de vliegen afvangen, zal missen. Hij gaat de communicatie met de Sleattemer mienskip missen, die hem natuurlijk door en door kent. En de gasten die vaker dan één keer de terrassen bezoeken, vaak juist ook vanwege het langskomen van die stadsomroeper. Maar Haringsma weet dat hij moet stoppen. En eigenlijk was het wel mooi, wat opvolger Van der Land tegen hem zei: “ik sil en ik kin it noait op dyn wize dwaan.” Haringsma is een apart stuk historie van Sleat.

Boven liggen er zeven veel gedragen stadsomroeperspakken. Er is een prijzenkast voor de wedstrijdenresultaten. Er zijn plakboeken; van elk jaar één. En de toeter gaat straks ook naar boven. Haringsma haalt zijn schouders op, maar het kan niet anders dan dat zulks straks allemaal naar een museum in Sleat gaat. Daar waar de dorpskrant immers de Stêdsomropper heet…

En tóch. Er is een oud liedje uit Sleat met dat ene regeltje: ‘de hoarn sit fol skyt en de rattel is wei.’ Als je naar Pieter Haringsma kijkt zit hij er net zo bij als die stadsomroeper uit de middeleeuwen. “Ik sil it ferskriklik misse.”

Tekst: Eelke Lok | Foto’s: Johan Brouwer