Berend Bakker uit Balk 100 jaar: “Alles is oars wurden”

Algemeen

BALK - Als Berend Bakker het heeft over pensioen, dan heeft hij het niet over het feit, dat hij bijna even lang pensioen geniet als dat hij werkte. Nee, dan heeft hij het over de zuivelfabriek van Balk. Daar kon hij na veertig dienstjaren stoppen met werken.

Toen hebben ze hem nog snel even acht procent op zijn salaris gekort, onder het mom dat het extra uitkeringen waren. Daardoor kreeg hij veel minder pensioen dan dat ze eerst gezegd hadden. Berend Bakker wordt 8 juli, als deze editie van GrootDeFryskeMarren vers van de pers is gerold, 100 jaar.

“De assistint fan de direkteur gie der ek út, mar dy krige earst noch gau acht persint der by. Myn acht persint!” Berend Bakker spuugt nóg vuur. “Doe’t ik protestearde, seinen se dat ik wol in jier trochwurkje koe. Doe hat myn frou sein: ‘Dát dogge we noait!’” En zo stopte Berend Bakker in 1987 op de zuivelfabriek. Het is waarschijnlijk dat hij, uit ‘gremitigens’ over wat hem toen werd aangedaan, zo lang is blijven leven. Om zoveel mogelijk van dat pensioen te kunnen genieten.

Schipperskind

Berend Bakker wordt 8 juli, 100 jaar. Toen hij 25 was, kwam hij op de zuivelfabriek aan het werk. Niet dat hij daar zo graag wilde werken, maar het kon allemaal niet anders. Toen hij in 1920 werd geboren, hadden heit Johannes en mem Aaltsje een skûtsje. Dat bleek Berends lust en leven. Varen, zeilen, vrij zijn. Hij hielp heit en voer later op een  vrachtschip tussen Balk en Leeuwarden. Van meel tot bomen.

Heit haalde onder andere turf uit Drenthe en verkocht dat in Balk. Berend sjouwde ook mee. Ook met zand, grind en modder. Hij had geen tijd voor school. Net als zoveel andere schipperskinderen. Bakker weet nu dat het zo niet had gemoeten. In die jaren echter was geld verdienen noodzakelijker.   

Melkvaarder

Heit verkocht het schip. En de tijd was zo slecht voor schippers dat Berend het niet durfde over te nemen. Hij kon beter geld verdienen op de melkfabriek. Hij kreeg daar later wel enige tijd gelegenheid om de melkvaarder te zijn, dan was je weer wat vrijer in je werk. Later moest hij  toch weer ‘in het gareel’. Je kunt nu nog aan hem zien en horen, dat hem dat niet zinde. Vooral in het begin wist hij zich geen raad. “Alles wat ik dwaan moast, stie al op papier, dat wienen we alhiel net wend.”

Later werd het nog erger, toen de ploegendiensten werden ingesteld. “Dan koe ik net altyd middeis waarm ite!” Bovendien had Berend diverse bijbaantjes. Hij verkocht gas en ‘swarte brând’. Was 22 jaar lang drager van de uitvaartvereniging. “En hoe komt it mei myn krantewyk? En it rûnbringen fan folders? Mar dat wiene gjin arguminten foar de baas.” Hij haalt nu zijn schouders op. “Ach, ik ha dêr hiel wat bazen oerlibbe. En we ha fansels op de suvelfabryk ek wol in protte wille hân, dat moat ik ék sizze.”

Berend weet alles nog

‘Nu’ is 100 jaar nadat hij geboren werd. In Ruigahuizen. Maar Berend heeft die 100 jaar in Balk rondgelopen en gewoond. Als er iemand wat van het oude Balk (en Gaasterland) weet, dan is het Berend Bakker wel. Hij is teleurgesteld dat er zoveel van het oude Balk is afgebroken. Maar langs de Luts haalt hij zijn historische hart nog steeds op. “Ja, dat is bewarre bleaun.” Hij kan echt vertellen wie daar 100 jaar lang allemaal hebben gewoond.

Berend Bakker woont nu in Talmahiem in Balk. Hij vertelt nieuwe inwoners daar soms alles over hun familie. Weet alles, kende iedereen. Soms is er iemand die een skûtsje koopt en in de buurt woont. Dan wordt hij daar uitgenodigd en vertelt de nieuwe eigenaars alles over de bouw van het skûtsje, over de oude schippers die op dat skûtsje hebben gevaren, wat ze vervoerden. En hoe ze het in de wedstrijden deden. Berend weet alles nog. In die 100 jaar is er geen schijntje van zijn hersens afgeschraapt. Hij kan ook moeiteloos liedjes en gedichtjes uit zijn jeugd tot de laatste letter citeren.  

Schippersvrouw

Heit Johannes Bakker had dus een skûtsje. De ‘Hoop op Welvaart’. Gebouwd bij Wildschut in Gaastmeer. Hij zeilde niet veel wedstrijden mee, maar de enkele keer dat hij meedeed zat hij voorin. “Mar mem woe net dat der hurdsyld waard; de mannen sile en dan sy de hiele dei op de dyk mei de bêrn en de rotsoai út de roef.”

Berend Bakker kent heel goed de taak van schippersvrouw in die tijd. “Se hie de bêrn; die it húshâlden, it iten moast op tiid ree wêze; se wie de feint fan de skipper en jûns wie se ek noch lustobjekt…” Als hij even opkijkt weet je dat Berend na 100 jaar nog altijd weet wat ‘ûndogens’ is.

Zijn eigen vrouw Rints heeft nooit als schippersvrouw gediend. Net voor de oorlog trof de jonge Berend haar. Een dochter van fiskerman Piter Yntema uit Hommerts. Huishoudster bij dominee. Die verhuisde naar Steenwijk, Rins verhuisde mee. Toen Berend eens wat rekeningen  moest vereffenen in Drenthe fietste hij van Hoogeveen en Meppel door naar Steenwijk. ‘Nee, Rints is er niet, die is naar huis’.

In de nacht kwam Berend terug in Balk, en fietste de volgende morgen naar Hommerts. ‘Nee, se is nei in freondin yn Boalsert’. Daar fietste Berend toen ook nog maar naar toe. Zo’n liefde krijgt gestalte. Begin juni 1944, de Engelsen waren nog niet eens op het strand in Frankrijk, trouwden ze. Een huwelijk dat zeventig jaar stand hield, toen overleed Rints. Ze kregen zes kinderen. 

Skûtsjesile

In 1958 kwam het skûtsje van heit terug als het Lemster skûtsje. Met Rintsje Ritsma als schipper. Berend werd gevraagd als bemanningslid. Met het tweede Lemster skûtsje werden ze SKS kampioen in 1966. Twee jaar daarna moest Ritsma stoppen en verdween ook Bakker als bemanningslid. Opnieuw een kijkje in de oogjes en je weet dat skûtsjesilen voor Berend nog altijd het allermooiste is. Hij heeft naast zich een foto staan van ‘zijn’ Hoop op Welvaart, nu een  recreatiescheepje. Zoals zijn kamer vol foto’s zit van skûtsjes, van Balk en van Gaasterland.

Hij gaat niet meer overal naar toe. “Ik wurd wat minder op de gong.” Dat tergt hem in zijn vrijheidsdrang. “No bin de susters baas.” Hij zegt het wat gemoedelijker, als wanneer hij het over de zuivelbazen heeft. “Want we ha it hjir harstikke goed, we meije net kleije.” Hij mag nu weer naar buiten na de drie maanden corona. De bejaarden mochten nergens naar toe en mochten de kinderen, om nog maar niet te spreken over de kleinkinderen (20) en de achterkleinkinderen (25) niet ontvangen.

Berend Bakker haalt opnieuw zijn schouders op. Als je 100 jaar wordt heb je zoveel meegemaakt. Van keihard ploeteren en actief in de mienskip tot de rust van nu. Genieten van dat pensioen. Zo nu en dan weg op de scooter. Vertellen over toen. En dan steeds wel even de schouders ophalen, en zeggen: ”Alles is oars wurden.”

Door: Eelke Lok